
Jurisprudentie
AH9037
Datum uitspraak2003-07-02
Datum gepubliceerd2003-07-02
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200206460/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-07-02
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200206460/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 7 mei 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het oprichten van drie dakopbouwen op de woningen aan [locaties], te [plaats].
Uitspraak
200206460/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2002 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het oprichten van drie dakopbouwen op de woningen aan [locaties], te [plaats].
Bij besluiten van 19 augustus 2002 heeft het college de daartegen door [appellant] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 oktober 2002, verzonden op 1 november 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door voornoemde [appellanten], onder hen voornoemde De Rover, ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 februari 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2003, waar namens appellanten en het college, vertegenwoordigd door mr. E.J. Zorgdrager en mr. A.J. Braxhoven, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzieningenrechter mocht volstaan met een verwijzing naar zijn uitspraak van 24 oktober 2002 in zaak no. 02/1335 WW44 en 02/2385 WW44, betreffende het bouwplan voor de identieke dakopbouwen op de woningen aan het [locaties] nu de gronden van het beroep in beide zaken gelijkluidend waren.
De Afdeling heeft bij uitspraak van heden in zaak no. 200206457/1 het tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard. Nu de gronden in hoger beroep gelijk zijn aan die in die zaak en het identieke bouwplannen betreft, bestaat geen aanleiding in deze zaak anders te oordelen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 juli 2003
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op
17-406.